Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
       


Verrassend: voedseldichtheid op het wad geen goede voorspeller voor vogelaantallen

6 april 2016

Het leek zo logisch: dieren concentreren zich op plekken waar voor hen veel voedsel te vinden is. Toch ligt het niet zo simpel, ontdekten wetenschappers van het NIOZ Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee. Nieuwe zendertjes op de rug van wadvogels toonden aan dat kanoeten plekken met grote hoeveelheden kokkels links laten liggen en vooral gaan voor voedsel met een hogere kwaliteit.

Meer is minder
Anders dan altijd werd gedacht, gaan de kleine schelpdieretende kanoeten niet naar plekken waar de meeste kokkels bij elkaar liggen. “Eigenlijk ook weer niet zo verwonderlijk”, legt onderzoeker Allert Bijleveld uit, “het gaat niet alleen om kwantiteit van het voedsel, maar ook om de kwaliteit”. Kanoeten kunnen kokkels weliswaar makkelijk vinden op plekken waar er veel liggen, maar door onderlinge concurrentie hebben de kokkels er minder vlees ten opzichte van hun schelp en zijn daardoor van lagere kwaliteit. En kokkels van te lage kwaliteit worden door kanoeten gemeden. Omdat concurrentie overal in de natuur voorkomt, zal ’meer is minder‘ niet alleen voor kanoeten en kokkels gelden, maar voor veel meer dieren die afhankelijk zijn van de kwaliteit van hun voedsel. Deze resultaten hebben ook gevolgen voor het voorspellen van draagkracht, oftewel: hoeveel dieren kunnen leven van het aanwezige voedsel in een gebied zoals de Waddenzee. Deze kennis is van belang voor de manier waarop we de Waddenzee als werelderfgoed beheren.

Fijnproevers en veelvraten
De afweging tussen kwantiteit en kwaliteit verschilt per kanoet. Ze slikken kokkels in hun geheel door en kraken de schelpen in hun spiermaag. Hoe dikker de schelp van een kokkel, hoe groter de maag moet zijn. “Met een echoscoop hebben we maaggroottes kunnen meten van levende, in het wild gevangen, kanoeten. Daaruit blijkt dat kanoeten onderling verschillen in maaggrootte”, aldus Bijleveld. Kanoeten met een kleinere maag zijn vooral fijnproevers: voor hen weegt de kwaliteit van kokkels nog zwaarder dan de hoeveelheid. Daarom mijden ze die plekken waar kokkels dichter op elkaar liggen, daardoor zijn ze immers van mindere kwaliteit. Kanoeten met een grotere maag zijn vooral veelvraten voor wie juist de kwantiteit wat zwaarder weegt dan de kwaliteit. Veelvraten zijn daarom te vinden waar meer kokkels bij elkaar liggen. In de natuur kom je natuurlijk alles tegen tussen de uitersten fijnproevers en veelvraten. Bijleveld: “Het is de combinatie van kwantiteit en kwaliteit die het hem doet. Bij de bescherming van gebieden moeten we ons dus niet blindstaren op de hoeveelheid voedsel. De kwaliteit is ook van groot belang”.

Als Nils Holgersson mee op de rug van een kanoet
Door de snelle technische ontwikkelingen kunnen biologen tegenwoordig als het ware met een vogel meevliegen. In samenwerking met technici van de Amerikaanse Cornell University hebben Bijleveld en collega’s nu een nieuwe techniek ontwikkeld waarmee kleine soorten zoals kanoeten op de voet gevolgd kunnen worden. “Onze techniek lijkt op de GPS in je telefoon, maar werkt net omgekeerd: de ontvangers bewegen zich niet in de ruimte maar staan op het wad, waardoor we met kleine, lichte zenders kunnen werken”, legt Bijleveld uit. “Nu kunnen we voor het eerst als Nils Holgersson mee op de rug van kanoeten en zo komen we erachter dat ze andere dingen doen dan wij altijd gedacht hebben!”.