Omgevingswet: naar meer flexibiliteit en dynamiek?19 april 2016 Hoe komt de Omgevingswet er in de – duivelse – details uit te zien en reikt ze de juiste handvatten aan voor de opgaven van vandaag en morgen? Dit uitvinden is belangrijk omdat er via AMvB´s en de aanvullings- en de invoeringswet nog reparatie mogelijk is. Dan nog zal, zoals bij elke wet, de jurisprudentie een flinke vinger in de pap hebben. Maar is de geest van de nieuwe wet juist niet om boven het juridisch-bestuurlijke uit te gaan? En gaan de overheden dat ook echt in praktijk brengen? Bart Krol, gedeputeerde Provincie Utrecht, zette een stevige opvatting neer: de Omgevingswet is eigenlijk “niet meer dan de opgeleukte Tracéwet en Crisis- en herstelwet”. Het adagium van procedures versnellen en ruimtelijke initiatieven snel realiseren, ademt duidelijk de geest van crisismaatregelen om stagnatie te doorbreken. Maar deze fase is al weer voorbij. Dé opgave van de komende jaren is transformatie waarbij korte metten wordt gemaakt met ‘veel te veel van teveel’: kantoren, bedrijvenpanden, winkels. Aan kantoren heeft de provincie Utrecht 1,2 miljoen vierkante meter leeg staan. Maar dat lost zich nog wel op. Verontrustend is de 4,2 miljoen vierkante meter harde plancapaciteit die in gemeentelijke bestemmingsplannen zit. Om die plancapaciteit de nek om te draaien maakt Krol gebruik van het provinciaal inpassingsplan uit de huidige Wro, maar dit instrument overleeft de Omgevingswet niet. Een groot gemis. Met de overcapaciteit aan winkelruimte die zich begint af te tekenen, zal een andere weg bewandeld moet worden. De 1 miljoen vierkante meter overbodige plancapaciteit moet door betrokken wethouders in collegiaal overleg opgeruimd worden. Dus snijden in eigen vlees. Omgevingsverordening als interventie-instrument? Een jurist vanonder de toehoorders stelde overigens dat de omgevingsverordening straks een prima vervangend interventie-instrument kan zijn. Via de omgevingsverordening kunnen functies aan locaties worden toegekend. Krol was verrast door deze nieuwe invalshoek, maar nog niet overtuigd. Als dat zo is, zou het nieuws zijn, stelde ook De Zeeuw. Een punt om verder uit te pluizen. Aan de voorkant Borging informele structuur Fackeldey stelde ‘afspraak is afspraak’ en zei vertrouwen te hebben in de consistentie van gemeenteraden. Het alternatief is trouwens onderwerp te worden van provinciale interventie op grond van ‘taakverwaarlozing’ en dergelijke. Bovendien blijft de gemeentelijke samenwerking bestaan en kunnen gewijzigde situaties tot gewijzigde afspraken leiden. Krol wees erop hoe Limburg een Plakeba-achtig akkoord tussen gemeenten in het provinciale bestemmingsplan heeft opgenomen. Als sleuteltje op het slot. Wat voegt Omgevingswet echt toe? De Zeeuw wees erop dat dit toch allemaal – niet-verplichte samenwerking, soft power – ook al kan onder de huidige wetgeving. Wat voegt de Omgevingswet daar dan echt aan toe? Wordt het straks praktijk om ruimtelijke initiatieven sneller bestuurlijk te omarmen vanuit een ‘ja, tenzij’-houding waarbij de ambtelijke uitwerking geen hindermacht vormt? Het zogenoemde ontslakken? Die mentaliteit ontmoette Fackeldey al wel bij gemeenteambtenaren: “Ze zeggen mij: Ons werk wordt leuker: minder juridisch, meer stedenbouwkundig.” En welke rol resteert de gemeenteraad, vroeg een toehoorder. Mag die, zoals De Zeeuw formuleerde, alleen nog aan procesbewaking doen? “Geen lol meer aan.” Fackeldey antwoordde dat de raad zeggenschap houdt over het omgevingsplan. “Maar ook gemeenteraden moeten meer de samenleving in en bij visievorming betrokken raken.” Het wordt druk ‘aan de voorkant’. Bron: Kees Hagendijk, www.gebiedsontwikkeling.nu
|