Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
       


Bramen herbergen hoge biodiversiteit

5 april 2017

Bramen blijken een belangrijke rol te vervullen voor de biodiversiteit in Noordwest-Europa. Hoewel bramen door natuurbeheerders en beleidsmakers vaak als lastig onkruid worden gezien en als indicator voor een slechte natuurkwaliteit, dragen ze juist in belangrijke mate bij aan de Nederlandse natuur. Dat geldt niet alleen voor natuurgebieden, maar ook voor het agrarische gebied.

Dat blijkt uit het proefschrift van Rense Haveman, waarop hij op 4 april is gepromoveerd aan Wageningen Universiteit.

In zijn proefschrift toont Haveman aan dat er in Nederland meer dan 190 wilde soorten bramen voorkomen. Verbraming van bossen wordt doorgaans toegeschreven aan een overvloed aan meststoffen, maar slechts een beperkt deel van de 190 soorten kan inderdaad als indicator van vermesting worden beschouwd. Onder de bramen gaan ook specialisten van bijzondere groeiplaatsen schuil, bijvoorbeeld de Sierlijke woudbraam die gebonden is aan eeuwenoude bosrestanten. Ook deze, vaak zeldzame, bramen kunnen dominant voorkomen in niet al te donkere bossen. Andere soorten zijn juist kenmerkend voor het oorspronkelijke agrarische landschap, waar ze bijvoorbeeld voorkomen in oude houtwallen. Hieronder zijn ook soorten die door verandering van landgebruik duidelijk achteruit zijn gegaan, zoals de Grijze viltbraam. Doorgaans zijn bramen echter relatief resistent tegen de invloeden die de biodiversiteit in Noordwest-Europa bedreigen.

Doordat elke streek zijn eigen bramenflora heeft, zijn de soorten van groot belang voor de regionale identiteit van het landschap. De Kale haagbraam komt alleen voor op de Waddeneilanden, de Egelschuilbraam is vrijwel beperkt tot het Drents Plateau, de Smeulende kambraam juist tot de Kempen en de Baronie. Bovendien spelen soortenrijke braamstruwelen een belangrijke rol in het behoud van veel diersoorten in het landschap. Het verschil in groeivorm van de verschillende bramensoorten geeft ruimte aan een diversiteit aan stengelnestelende bijensoorten en nestelende vogels, en door de verschillende bloeitijden van de bramensoorten is er gedurende langere tijd nectar beschikbaar voor bloembezoekende insecten. Haveman pleit dan ook voor een herwaardering van de bramen, zowel in biologisch onderzoek als in natuurbeheer en -beleid. Die herwaardering zou moeten bestaan uit aandacht in flora's, beschouwing in Rode Lijsten, maar ook in gerichte beheermaatregelen, zoals bescherming van oude landschappelijke elementen en een goed uitgevoerd bosrandbeheer waarin aandacht is voor geleidelijke overgangen tussen bos en het omringende open landschap.