Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
       


Zetten vleermuizen en bouw elkaar klem?

26 juni 2018

In het COBOUW-artikel ‘Vleermuis legt bouwproject vaker lam (en andersom)’ wordt ernstige bezorgdheid geuit, voortkomend uit de ervaring met het omgaan met vleermuizen en de Wet Natuurbescherming. Vleermuisspecialist Herman Limpens van de Zoogdiervereniging nodigt de bouwsector uit om samen 'het paars van de krokodil' in de richting van groen en rood te kleuren door natuurinclusief te bouwen.

In het artikel ‘Vleermuis legt bouwproject vaker lam (en andersom)’ in COBOUW nieuws van 19 juni wordt ernstige bezorgdheid geuit, voortkomend uit de ervaring met het omgaan met vleermuizen en de Wet Natuurbescherming en komend van partijen die de zaak van verschillende kanten ervaren. Limpens: “Dat maakt het in mijn ogen een geweldig goed artikel. Een artikel waar ik als vleermuisspecialist van de Zoogdiervereniging, en dus als ‘objectieve en constructieve vleermuisecoloog’, goed op kan reageren. Een uitnodiging om samen 'het paars van de krokodil' in de richting van groen en rood te kleuren”.

Zuidelijke Ringweg Groningen
In relatie tot het project ‘Zuidelijke Ring Groningen’ spreekt Bert Kramer van tonnen die werden uitgegeven aan nieuwe voedselgebieden, vliegroutes en verblijfplaatsen. De hoge kosten en de (in de ogen van een niet-vleermuisspecialist) merkwaardige maatregelen die op zo’n moment in het project terechtkomen, zijn in procesmatige zin een gevolg van passieve en reactieve omgang met de wetgeving. Twee momenten om het proces voor zowel de ruimtelijke ontwikkeling als de soorten effectiever te maken worden zo gemist. Pas als er een min of meer concreet project ligt komen beschermde flora en fauna in het proces in beeld. Vervolgens bestaat het risico dat de technische kant al verregaand wordt uitgewerkt en pas daarna naar het aspect natuur wordt gekeken. In het geval van de Zuidelijke Ringweg gebeurde dit laatste overigens zeker op tijd, en ook over het algemeen zien we gelukkig dat die valkuil steeds meer wordt vermeden.

Vooruit werken
Samen met bouwers kunnen we ook vooruit werken. Ook dan ontstaan kosten voor de post ‘natuur/beschermde soorten’, maar veel minder. Door op tijd te acteren kan je minder verkrampt werken en kan je met minder vreemde maatregelen toe. Wat we willen, is maatregelen nemen die de situatie voor vleermuizen verbeteren, oftewel hun staat van instandhouding verbeteren, en dan proactief en in een ruimere omgeving. Dat in tegenstelling tot reactief, pas als er een ruimtelijke ontwikkeling wordt uitgevoerd en binnen het projectgebied van die ontwikkeling. Op het moment van uitvoering van een project, bijvoorbeeld de aanleg van een weg, is er dan voor de projectorganisatie veel meer praktische handelingsvrijheid in het omgaan met de beschermde soorten. Een uitdaging daarbij is de, in de inmiddels ontstane praktijk, veelal projectgebonden financiële middelen ook vooraf en voor een letterlijk ruimer gebied vrij te maken voor beschermde soorten/natuur.

Soortenmanagementplan
Eerste pogingen om voor vleermuizen te werken met een zogenaamd Soortenmanagementplan (SMP) en een op basis daarvan verkregen gebiedsgerichte ontheffing (GO) dateren van 2002 voor delen van Rotterdam. Toen de Flora- en Faunawet, de voorloper van de Wet Natuurbescherming, nog maar net was ingevoerd, ontstond al het eerste inzicht dat het passieve en reactieve beschermen bij ruimtelijke ontwikkelingen de soorten niet echt goed helpt en wrijving in het proces van de ruimtelijke ontwikkelingen kan veroorzaken.

Natuurinclusief bouwen
Inmiddels worden er al door veel gemeenten SMP/GO’s ontwikkeld en voeren Vogelbescherming Nederland en de Zoogdiervereniging in samenwerking met een aantal provincies en gemeentes projecten uit gericht op Natuurinclusief bouwen.

Kramer geeft aan dat hij er nog net geen boek over kan schrijven. Dat is juist het probleem, en niet alleen in het geval van Zuidelijke Ring Groningen. Dat boek kan de bouwwereld niet in zijn eentje schrijven, net zo min als de vleermuisecoloog. Dat boek, en dan concreet in de vorm van een uitgewerkt en uitgevoerd SMP, had er al moeten zijn.

Voorkomen beter dan genezen
De ontwikkelaar van appartementencomplex DUO, ook met ervaringen uit Groningen, wil best maatregelen treffen, maar ervaart dat het lokale vleermuisverzet zich niet zomaar de mond laat snoeren. Verzet is typisch reactief. Dat moeten we samen omdraaien en proactief maken.

In die zin heeft Leen van Dijke, voorzitter van de Stroomversnelling, zeker gelijk: van bescherming van de vleermuizen (en de huismus en andere beschermde flora en fauna) komt (te) weinig terecht. Wico Ankersmit, directeur van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland benoemt zelfs dat gemeenten geregeld de andere kant op kijken. Maar mijns inziens klopt het van geen kanten dat enerzijds, bijvoorbeeld rond vleermuizen en na-isolatie, volop door rood wordt gereden, maar dat geen consequenties heeft, omdat er geen camera bij het stoplicht staat. En dat anderzijds de camera de andere kant op wordt gericht, omdat naleving van de regels van een wet als te ingewikkeld en ‘minder belangrijk’ wordt ervaren.

Stroomversnelling
Het proces van Stroomversnelling toont dat het anders kan. Er is met het ministerie een deal gemaakt om ellenlange en onzekere procedures te omzeilen. Dit is vastgelegd in een zogenaamde gedragscode. Zo’n gedragscode lijkt een beetje op de proactieve aanpak van een SMP/GO. Je gaat overal maatregelen nemen en je hoeft daardoor niet per deelproject alles opnieuw uit te vinden.

Van Dijke geeft daarbij aan dat bouwbedrijven (met een NOM-keur) beloven altijd een vleermuiskast op te hangen. Maar dat ‘beloven’ is vanuit de (gejuridiseerde) soortenbescherming gezien nou niet meteen een zwaar commitment. Het stoplicht en de agent die er bij staat, zijn grotendeels uit het proces verwijderd, om het proces van Stroomversnelling effectiever te maken. Die aanpak kan ook ecologisch verantwoord zijn, wanneer we (pro)actief en ruim in de geest van de wet gaan werken.

Integraal onderdeel in bouwprojecten
Dit ruim proactief werken voor de beschermde soorten, kan binnen projecten als de Stroomversnelling of in gemeentes die werk maken van een SMP/GO. Maar laten we een stap verder gaan: natuurinclusief bouwen als een integraal onderdeel van alle bouwprojecten. Het moet de gewoonste zaak van de wereld zijn. We moeten onszelf toestaan ‘te doen’, maar de uitkomsten dan wel effectief monitoren, zodat we leren. In de loop van dit proces zullen kosten lager worden, en zullen kosten beleefd gaan worden als normaal onderdeel van hoe wij met soorten omgaan. Mijn ervaring met een heel aantal maatwerkoplossingen voor vleermuizen in nieuwbouw laten zien dat de kosten zeer gering zijn ten opzichte van de totale kosten en dat nadenken over hoe de constructie kan worden aangepast aan de eisen van de vleermuizen zelfs kan leiden tot lagere kosten ten opzichte van eerste ramingen.

Kennislacunes
De aanwezige kennislacunes, zowel de ecologische als de technische details van bouwkundige oplossingen, moeten we invullen en niet ontkennen, waar nodig in Europese samenwerking. Om te beginnen gebaseerd op de ecologische kennis die er is, gepaard aan de bouwkundige kennis van de sector. We moeten dus in gesprek, zoals ecoloog Vincent Nederpel van Heijmans ook aangeeft.

In een verduurzamingsproject als Stroomversnelling gaat het niet om nieuwbouw. Er moet worden omgegaan met de bestaande in de praktijk aangetroffen bouwconstructie(s). Om kosteneffectief te zijn wordt er gewerkt met een industrieel geproduceerd, naar beste weten ontworpen ‘confectiepak’. Je hebt zo’n aanpak nodig om de stroom te versnellen. In de natuur is er echter zelden of nooit sprake van ‘one size fits all’. We moeten durven werken met een confectiepak dat past bij de ontwikkelingen en tegelijk de tekortkomingen daarvan onder ogen zien en oplossingen bedenken. Het is logisch dat we voor vleermuissoorten met makkelijker op te lossen problemen voor soort en mens, met relatief eenvoudigere maatregelen toe kunnen. Laten we die kansen volop benutten, zoals Stroomversnelling of Natuurinclusief bouwen ook doen. Voor de meeste van de 18 vleermuissoorten, die meestal ook zeldzaam en 'moeilijker' zijn, zal dit lastiger zijn. Omdat je die soorten veel minder tegenkomt, is de impact van het onbedoeld en ongewild fout doen ook veel groter. Dat vraagt wat van ons. En wat we zeker niet moeten willen is dat soorten die nu een middenpositie innemen, denk aan de laatvlieger, door onbedoelde fouten of bewust wegkijken, zeldzaam gaan worden en daardoor juist de ruimtelijke ontwikkelingen gaan remmen.

Stevige handdruk
Ik verwacht niet dat het volgend jaar al zover zal zijn, maar wanneer we door meer kennis een stretch-maatpak kunnen ontwikkelen dat ook die zeldzame soorten past, met andere woorden wanneer standaardoplossingen wel ter beschikking komen, zullen lange en onzekere ontheffingstrajecten tot het verleden behoren.

Wat mij betreft zetten vleermuisecologen en bouwers elkaar dus juist niet klem, maar reiken ze elkaar een stevige hand. Laten we gewoon samen die stap vooruit gaan zetten, zoals mijn collega Marcel Schillemans ook oppert. De verantwoordelijkheid voor actieve soortenbescherming en vergunningverlening van de Provincie (en van het Rijk als systeemverantwoordelijke voor habitatrichtlijnsoorten zoals vleermuizen) kunnen daarbij nog enkele stevige helpende handen vormen.