Waar blijven de gewenste waterdieren in Noord-Brabantse beken?11 sept 2018 In Noord-Brabant wordt in veel beken niet de gewenste beekmacrofauna aangetroffen. Om de oorzaken hiervan te achterhalen is onderzocht welke kenmerkende laaglandbeeksoorten in het gebied voorkomen en welke verdwenen of nooit aangetroffen zijn en is bekeken welke knelpunten er spelen. Een belangrijk knelpunt is vermesting, ook worden bovenlopen met een van nature beperkt verhang slecht gewaardeerd. De toestand en ontwikkeling van macrofauna (met het blote oog zichtbare ongewervelde waterdieren) in de langzaam stromende Noord-Brabantse laaglandbeken blijft in veel gevallen ver achter bij de streefbeelden die voor deze beken zijn geformuleerd in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit zijn de kenmerkende levensgemeenschappen die aangetroffen worden wanneer de ecologische kwaliteit van de beken zeer goed is. Aan de hand van bemonsteringen van de macrofauna wordt getoetst in hoeverre de huidige samenstelling van deze streefbeelden afwijkt. Om de oorzaken van dit verschil te identificeren, zijn de voor Noord-Brabant beschikbare verspreidingsgegevens (nu en in het verleden) geanalyseerd, waarbij gekeken is naar de status van voorkomen en de habitatvoorkeuren van de in de macrofauna-maatlat (KRW-beoordelingssysteem) genoemde kenmerkende soorten voor de verschillende beektypen. In de analyse van de data wordt ingegaan op: - De soortensamenstelling van de Brabantse beken en de eisen die deze soorten stellen aan hun milieu. Soorten verdwenen, maar ook typologisch probleem Opvallend is verder dat de aanwezige levensgemeenschappen in de Brabantse midden- en bovenlopen zeer sterk overeenkomen, terwijl de Brabantse bovenlopen op de KRW-maatlat opvallend laag scoren, lager dan de Brabantse middenlopen. De hoeveelheid stroming en habitatstructuur (bijvoorbeeld planten) in de beek vormen de belangrijkste gradiënten in beide typen. Er blijken relatief veel kenmerkende soorten van bovenlopen recent niet meer waargenomen te zijn ten opzichte van middenlopen, wat wijst op degradatie van de bovenlopen, maar ook blijkt dat veel kenmerkende soorten überhaupt nooit in Brabant waargenomen zijn, wat wijst op een typologische oorzaak. De KRW-maatlat voor bovenlopen neigt sterk naar sneller stromende stuwwal- of terrasrandbeken en bronnen (onder andere Limburg, Veluwe, Twente) als streefbeeld in plaats van de oorspronkelijk in Noord-Brabant voorkomende doorstroommoerassen als oorspronggebied. Regionale differentiatie van de huidige landelijke soortenlijst kan een oplossing bieden voor dit typologische probleem. Migratie en herintroductie
|