Vennen in Midden-Brabant: er is weer leven na de dood23 maart 2018 De vennen bij Oisterwijk en Boxtel nemen in Nederland een heel bijzondere plaats in: door de variatie tussen de vennen is vrijwel het gehele scala aan levensgemeenschappen van vennen hier aanwezig. Al ruim een eeuw worden ze onderzocht. Recent onderzoek geeft zowel het gedeeltelijk herstel van de vennen van de vroegere verzuring als het nut van beheermaatregelen aan. In 2015 zijn dertig representatieve vennen uitgebreid onderzocht op de historische ontwikkeling van waterhuishouding en waterchemie, het beheer, de hogere planten, sieralgen en kiezelwieren, broedvogels en macrofauna (onder andere libellen). Doel was om de veranderingen door verzuring en beheermaatregelen in de afgelopen honderd jaar in beeld te brengen en zo goede aanbevelingen voor herstel van de vennen te geven. Gedeeltelijk herstel Dit voorzichtige herstel is het gevolg van de afname van de verzurende zwavel- en stikstofdepositie sinds begin jaren 90 en van herstelmaatregelen, zoals verbetering van de hydrologie en het opschonen van de zwak gebufferde vennen. Het Belversven en het Winkelsven behoren weer tot de soortenrijkste vennen van Nederland. De slijkzegge is uit het gebied verdwenen, waarschijnlijk voorgoed. Dit exemplaar is gefotografeerd in Wit-RuslandDe slijkzegge is uit het gebied verdwenen, waarschijnlijk voorgoed. Dit exemplaar is gefotografeerd in Wit-Rusland (Bron: David Tempelman)Er zijn aanwijzingen dat er enige eutrofiëring op gang is gekomen in de zich van verzuring herstellende vennen. Door hogere watertemperaturen en het minder zure water gaat de sterk verzuurde sliblaag sneller afbreken. Dit gaat gepaard met meer zuurstofverbruik, waardoor de bodembewonende macrofauna het moeilijker krijgt. Ook gaan er meer voedingsstoffen naar de waterlaag, wat tot uiting komt in de toename van enkele soorten sieralgen en kiezelwieren, die kenmerkend zijn voor enige voedselverrijking, zoals Eunotia meisteri en Eunotia naegelii. De samenstelling van de vegetatie wijst op een nog altijd verhoogde voedselrijkdom. Met name in het Huisvennengebied zijn broedvogels van iets productievere vennen, zoals fuut en meerkoet, juist achteruitgegaan, vermoedelijk door verminderd voedselaanbod als gevolg van het verdwijnen van meeuwenkolonies. Wat niet is hersteld Wat nog te verbeteren valt In veel hydrologisch geïsoleerde vennen kan voorlopig worden volstaan met niets doen of alleen het verwijderen van wat bomen en struiken en het beperken van aanvoer van voedingsstoffen door ganzen. Mogelijk gaat hier het herstel ‘vanzelf’ verder, maar de meest veeleisende soorten zullen waarschijnlijk niet terugkeren. In de Huisvennen, de Centrale vennen, het Rietven en het Galgeven valt nog veel te verbeteren. In de Huisvennen kan hoogveenvorming worden gestimuleerd door afdichten van lekkages in de bodem, zodat het water niet te diep wegzakt. In de Centrale vennen kan de gradiënt in buffercapaciteit worden hersteld door verbetering van de waterkwaliteit van het Kolkven en het herstellen van verbindingen tussen de vennen. De habitatvariatie kan worden hersteld door vrijzetten en afvlakken van de oevers. In het Rietven kan de voedselrijke sliblaag worden verwijderd en de voeding met matig voedselrijk, gebufferd oppervlaktewater worden hersteld. Het Galgeven was sterk verzuurd, maar is nu weer gebufferd door inpompen van grondwater. Kan het ven zeer zwak gebufferd blijven zonder inlaat van opgepompt water? Kunnen de onderwaterweides van waterlobelia’s, biesvarens en oeverkruid herontwikkeld worden? Een uitgebreid verslag van dit onderzoek is hier te vinden. Een samenvatting is gepubliceerd in het themanummer ‘Vennen van Midden-Brabant’ van De Levende Natuur (maart 2018). Het onderzoek werd met subsidie van de Provincie Noord-Brabant uitgevoerd door de Adviseur Water en Natuur, Stichting Semblis, Onderzoekcentrum B-WARE, Eelerwoude, Van Erve Natuuronderzoek, Diatomella en de Sieralgenwerkgroep Nederland.
|