Brandganzen trekken sneller door klimaatverandering, maar zijn nog steeds te laat3 juni 2018 Wat zijn de effecten van de opwarming van het klimaat voor een Arctische trekvogel? NIOO-onderzoeker Thomas Lameris onderzocht of brandganzen de timing van voorjaarstrek en legdatum kunnen aanpassen aan vroegere voorjaren, en zo klimaatverandering kunnen bijbenen. En zo niet: heeft dit dan negatieve gevolgen voor hun kuikens? Klimaatverandering gaat extra snel in het hoge noorden. Het voorjaar begint er steeds eerder, en daardoor kunnen trekvogels uit het zuiden te laat aankomen op de toendra. Ze missen dan de voedselpiek: de meeste insecten of de beste kwaliteit gras, belangrijk voor hun kuikens om snel te kunnen opgroeien. NIOO-onderzoeker Thomas Lameris laat met gezenderde vogels zien dat brandganzen hun aankomsttijd in het broedgebied wel kunnen aanpassen: in warmere jaren vliegen ze sneller door. “Maar dat wil nog niet zeggen dat de problemen dan zijn opgelost.” Minder wit Een belangrijke vraag in het onderzoek van Lameris is dan ook of, en hoe, de ganzen uiteindelijk toch eerder kunnen beginnen met broeden. Ze moeten daarvoor vroeger vertrekken uit hun overwinteringsgebied en/of onderweg sneller doorvliegen. Maar in beide gevallen lopen ze tegen beperkingen aan. De 'mismatch' tussen omgevingssignalen in hun overwinteringsgebied en de sneller veranderende condities in het poolgebied is daar één van. Ook moeten ze vóór en gedurende hun voorjaarstrek genoeg tijd overhouden om op te vetten. Wat vormt de belangrijkste beperking voor het vervroegen van de legdatum? Groene golf Lameris en zijn collega's van het NIOO bestudeerden hoe de hogere temperaturen de timing van de voedselpieken langs de gehele trekroute van de brandgans verandert: zowel in de gematigde streken als in het Arctisch gebied, waar de verschuiving veel sneller plaatsvindt. In voedselgebieden van brandganzen plaatste Lameris 'open-top chambers', kleine kasjes die de temperatuur met 1,5 °C verhogen. In het Arctische broedgebied resulteerde dit in een vroegere piek in voedselkwaliteit (hogere stikstofconcentratie). Maar dit effect deed zich niet voor op een gematigde pleisterplaats of in het overwinteringsgebied. In het Arctisch gebied was de voedselpiek onder opwarming bovendien korter, wat negatieve effecten kan hebben voor de groei van ganzenkuikens. Naast een snellere opwarming in het Arctisch gebied is de reactie van de Arctische voedselplanten op hogere temperaturen dus ook groter, waardoor de voedselpiek nog sneller zal verschuiven. Opvetten en daglengte Bij een populatie van in Nederland broedende brandganzen, die zich in de jaren 90 van de vorige eeuw hier heeft gevestigd, is daar al wel iets over te zeggen. De ganzen leggen hun eieren twee maanden eerder dan hun Arctische soortgenoten. Toch is dat nog altijd te laat ten opzichte van de lokale piek in voedselkwaliteit. Met data van versnellingsmeters op GPS-zenders kon Lameris laten zien dat beide ganzenpopulaties op hetzelfde moment beginnen met opvetten. Dat moment lijkt bepaald te worden door de daglengte: een omgevingssignaal dat niet meeverandert met de opwarming van het klimaat. Sneller doorvliegen Voorlopig verandert dat niets aan de 'mismatch' tussen het moment dat de kuikens uit het ei komen en de voedselpiek. Lameris: "De combinatie van signalen, zoals daglengte, die niet mee veranderen en een gebrek aan tijd, zorgt ervoor dat ze hun legdatum niet genoeg kunnen vervroegen bij opwarming van het klimaat. In een vroeg voorjaar overleven daardoor minder jonge ganzen.”
|