Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
       


8% scholeksters Zuid-Holland trekt naar de stad

25 juli 2018

De scholekster is een weidevogel maar voelt zich steeds meer thuis in de stad. Het aantal scholeksters in Zuid-Holland dat hun nest maakt op gebouwen stijgt dit jaar naar ruim 8%. In de bebouwde kom zijn platte grintdaken en rustige bedrijfsterreinen favoriet. Ook in het agrarisch gebied broeden scholeksters op andere plekken dan voorheen, zoals in afgeknotte bomen.

Sinds de jaren zeventig is bekend dat scholeksters broeden op grintdaken in de stad. Toen was de verwachting dat dit geen succes zou zijn voor de weidevogel. Maar in Zuid-Holland is het aantal scholeksters op daken juist gestegen. Uit waarnemingen in grote steden blijkt dat nu tussen de 320 en 380 paar scholeksters op gebouwen broedt in de bebouwde kom: dat is 8% van de huidige populatie.

In 1984 werd voor het eerst een broedende scholekster ontdekt op een dak in Delft: nu broeden daar zo’n 26 paren op gebouwen. In de grootstedelijke omgeving van Den Haag zitten er zo’n 60 tot 80, in het Westland 60 en in de omgeving Rotterdam zitten 40 broedparen. Terwijl alle weidevogels, inclusief de scholekster, zwaar onder druk staan, blinkt de scholekster uit in zulke gedragsaanpassingen.

Dak als broedplek
Scholeksters broeden in de stedelijke omgeving van Zuid-Holland bij voorkeur op rustige bedrijfsterreinen of gebouwen in buitenwijken met grasstroken. In de bebouwde kom broeden de vogels op plaatsen met platte grintdaken tot 10 meter hoogte. De scholeksters foerageren op grotere grasvelden, zoals sportvelden en grote gazons, maar de laatste jaren ook in wegbermen en langs sloten. Ze mijden de centra van grote steden, omdat die te ver weg liggen van foerageergebieden. In sloten en op afgesloten terreinen kan de scholekster haar jongen beschermen tegen predatie van bijvoorbeeld huisdieren.

Nieuwe nestplekken op platteland
In agrarisch gebied broeden scholeksters ook op andere plekken dan voorheen: naast in grasland zitten ze graag in afgeknotte bomen, uitgeholde koppen van hekpalen, tuinwallen, daken van schuurtjes en hooischelven. Deze aanpassing is misschien een gevolg van de intensieve bewerking van agrarisch beheerd grasland.