Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Sturen op insecten loont

18 sept 2020

Nieuwe natuurterreinen zijn vaak erg fosfaatrijk. Daarom worden ze afgeplagd en daarna jarenlang regelmatig gemaaid. Het loont echter om hier zorgvuldig mee om te gaan: ook jonge natuurterreinen kennen soms al een verrassende insectenrijkdom die niet gebaat is bij een intensief maaibeheer. Weloverwogen beheren voorkomt dat je het kind met het badwater weggooit.

In de Achterhoek, in het stroomgebied van de Baakse beek, liggen twee nieuwe natuurterreinen: een terrein langs de Hallerlaak en een aan de Batsdijk. In beide gevallen gaat het om voormalig agrarisch grasland dat wordt omgevormd naar kruiden- en faunarijk grasland. Het teveel aan voedingsstoffen is op dit soort terreinen vaak het belangrijkste aandachtspunt: fosfaat staat de gewenste natuurontwikkeling in de weg. Een aanzienlijk deel van beide terreinen is daarom bij de inrichting door plaggen van de voedselrijke bovenlaag ontdaan.

Overgangsbeheer: verder verschralen
Het plaggen had effect: op de geplagde delen ontstond al snel een vegetatie met veel vlinderbloemigen. Tegelijk staken ook soorten de kop op die gedijen bij fosfaat. Lokaal ontstonden horsten (groeiplaatsen) akkerdistel, een soort die het goed doet op voedselrijke grond. Ook pitrus kwam op plekken op. Een beheerder is pitrus liever kwijt dan rijk omdat deze zeer dominant kan worden wanneer er nog behoorlijk wat fosfaat in de bodem aanwezig is.

De potentie is er, maar om de natuurontwikkeling verder in de gewenste richting te sturen is het van belang dat er nog meer fosfaat van de terreinen wordt afgevoerd. De provincie Gelderland voert daarom in de eerste paar jaar na de inrichting een overgangsbeheer. Door deze nieuwe terreinen nog een tijdje te maaien, worden voedingsstoffen verwijderd. Volgens het beheeradvies voor kruiden- en faunarijk grasland is twee keer per jaar maaien gewenst. Dat zou in 2020 op beide terreinen in mei en augustus gebeuren.

Broedparadijs door insecten
Toen de tijd daar was, bleken echter talloze vogels de terreinen als broedgebied te hebben ontdekt. In het terrein van de Hallerlaak zaten grasmus, bosrietzanger en roodborsttapuit; langs de randen broedden geelgors, boomleeuwerik en boompieper. Bij de Batsdijk werden broedende veldleeuweriken – soms wel vijf zingende mannetjes tegelijk –, gele kwikstaarten, rietgorzen en verschillende roepende kwartels gesignaleerd. De bodembedekking van de afgeplagde delen was nog laag, in de Hallerlaak geregeld minder dan vijftig procent. En in die open, kruidenrijke vegetatie wemelde het van de algemene dagvlinders, sprinkhanen en andere insecten, precies het voer voor kleine vogelkuikens.

Maaien zou funest zijn voor deze insecten, en dus de broedende vogels. Daarom hebben we in de Hallerlaak alleen een klein oppervlak gemaaid, vooral de ongeplagde stukken met een dichte grasmat en enkele distelhorsten. Bij de Batsdijk werd het maaibeheer een maand uitgesteld en beperkt tot de helft van het terrein.

Van het aangepaste maaibeheer profiteerden niet alleen de aanwezige insecten en vogels. De niet-gemaaide delen waren direct zeer in trek bij reeën en hazen. Muizen wisten de overblijvende ruigte te vinden en vormden weer een tafeltje dekje voor een familie torenvalken, blauwe reigers en nu na de broedtijd ook grote zilverreigers.

Voorzichtig maaien is winst voor insecten
Het is verrassend hoe beide terreinen zo snel na de inrichting al een stevige basis vormen voor een lokale populatie van algemene vlindersoorten als icarusblauwtje, bruin blauwtje, hooibeestje, bruin zandoogje, koevinkje en kleine vuurvlinder. Bij de Batsdijk heeft ook de koninginnenpage zich op uitgezaaide wilde peen uitgebreid gevestigd. Daarbij komt nog de bulk aan sprinkhanen en allerlei vliegende insecten die de basis vormen voor de biodiversiteit van deze kleine stukjes nieuwe natuur. Natuurlijk is de droogte een factor van betekenis geweest: de droge afgeplagde grond geeft kruiden een flinke voorsprong op grassen en dat concurrentievoordeel was extra groot tijdens de afgelopen droge zomers. Daarvan profiteren insecten ook.

Het is een ontwikkeling om te koesteren en ook op vergelijkbare terreinen in de gaten te houden. Maaien bevordert grassen meer dan de voor insecten belangrijke kruiden. Bovendien zijn veel insecten voor het voltooien van hun levenscyclus afhankelijk van vegetatie die een jaar met rust is gelaten. Door goed te kijken naar de ontwikkelingen in het veld en het beheer daarop te sturen, voorkom je dat je meer kwaad doet dan goed. Natuurlijk zullen fosfaten door een terughoudend maaibeheer langzamer worden afgevoerd. Door kruidenrijke gedeelten te ontzien en het maaien te concentreren op stroken sterk vergraste delen, wordt fosfaat afgevoerd en ontstaat tegelijk een kruidenrijk landschap waarin direct meer ruimte komt voor insecten en vogels. En dat is winst voor het hele systeem.