Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Oproep aan de minister: regie nodig bij bestrijding eikenprocessierups

20 mei 2020

In de strijd tegen eikenprocessierups wordt gebruik gemaakt van bestrijdingsmethoden die erger zijn dan de kwaal. Beelden van spuitkanonnen, dode rupsen van onschadelijke vlinders en lijmbanden met dode vogels en vleermuizen doen veel stof op waaien. In Trouw stond vandaag dit opiniestuk waarin wordt aangedrongen op regie vanuit het ministerie.

De brandharen van eikenprocessierups zijn weliswaar erg vervelend, de huidige bestrijding is lokaal een chaos. Dat vraagt om regie van de overheid. De Vlinderstichting heeft onlangs onderzocht welke bestrijdingsmethoden door gemeenten ingezet worden. Ruim de helft van de Nederlandse gemeenten bestrijdt met bacteriepreparaten en/of nematoden. Vooral over de grootschaligheid van de toepassing van deze middelen maken wij ons grote zorgen. Beide preventieve methoden gelden als biologisch, maar zijn daarmee niet onschuldig. Ze werken niet specifiek tegen de eikenprocessierups, maar tasten tenminste alle andere soorten rupsen in eiken aan. Toepassing van bacteriepreparaten en/of nematoden in de maanden april en mei gebeurt in een tijd dat er ruim honderd andere onschadelijke rupsen in de eiken aanwezig zijn. Over de neveneffecten is nauwelijks wetenschappelijke documentatie. Eerste veldindrukken op de Veluwe geven aan dat na een bespuiting met een bacteriepreparaat in eiken in mei er tientallen dode of halfdode rupsen uit de eiken vielen. Deze rupsen vormen het stapelvoedsel voor jonge vogels en later in het jaar ook voedsel voor vleermuizen. Bovendien is één van de bacteriepreparaten, XenTari, toxisch voor aquatisch leven.

Wildgroei aan middelen
Wij constateren dat er momenteel een sterk groeiend aanbod van bestrijdingsmethoden en –middelen op de markt komt, al dan niet in testfase. Zo gaf het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) op 30 maart een proefontheffing af voor het middel Vertimec. Na bezwaarschrift van De Vlinderstichting heeft het Ctgb deze toelating op 15 april met onmiddellijke ingang ingetrokken vanwege de potentiële brede effecten op biodiversiteit. Niettemin zijn er in de gemeente Son en Breugel kort voor de intrekking van de ontheffing 550 eiken met dit middel geïnjecteerd, met onbekende gevolgen voor de leefomgeving. Op dit moment vinden er ook proeven plaats met het middel Siltac SF, dat werkt op basis van een polymerennetwerk en kleine insecten als het ware vastlijmt aan de boom of het blad. De proeven richten zich op de effectiviteit op eikenprocessierups. Ook deze methode is niet specifiek en treft óók onschadelijke insecten zoals wantsen, mieren en kevers, die een rol spelen in de natuurlijke plaagbestrijding van de eikenprocessierups. Naast Siltac SF zijn er nog veel meer middelen in omloop en in voorbereiding, waarvan de effecten op biodiversiteit niet zijn onderzocht of onbekend zijn.

Regie en toetsing biodiversiteitseffecten
De Vlinderstichting maakt zich zorgen over deze wildgroei van middelen die in de openbare ruimte worden ingezet. Bestaande structuren zoals het Kennisplatform en Kenniscentrum eikenprocessierups brengen weliswaar organisaties en ervaring bij elkaar, maar hebben geen sturende en beslissende rol. Wij constateren dat regie op het dossier eikenprocessierupsbestrijding momenteel nauwelijks aanwezig is, terwijl dit nodig is om ongewenste en onbedoelde effecten op de biodiversiteit te voorkomen. Naast gedegen onderzoek naar effecten op niet-doelsoorten roepen wij op om actief in te zetten op het zoeken naar bestrijdingsmethoden met een specifieke werking. Met resultaten uit eerder onderzoek naar soortspecifieke feromonen, onder andere de spoorvolgstof die maakt dat de rupsen elkaar in processie volgen, is nooit wat gedaan.

Daarom roepen wij minister Carola Schouten op om samen met de provincies en gemeenten te komen tot een landelijke coördinatie van eikenprocessierupsbestrijding. Ook vragen wij de minister om huidige en toekomstige bestrijdingsmethoden tegen de eikenprocessierups te onderwerpen aan een brede toetsing op biodiversiteitseffecten. In tijden van insectensterfte is dat hard nodig.