Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Natuurbeheerder moet eerst ‘akkeren’ voor soortenrijk grasland

15 dec 2020

De ontwikkeling van kruiden- en faunarijke graslanden blijft vaak steken in een fase met soortenarme vegetatie. Het tijdelijk toepassen van akkerbeheer kan voor een doorbraak zorgen richting een echte nectarweide, blijkt uit onderzoekin opdracht van Kennisnetwerk OBN.

Het kruiden- en faunarijk grasland (voor de kenners beheertype N12.02) is een veelvoorkomend beheertype in het Nederlandse natuurbeheer. Vooral in het droge zandlandschap neemt het een aanzienlijk areaal in. Maar dat wil niet zeggen dat al deze gebieden al rijk aan kruiden en fauna zijn. Het gaat vaak om voormalige landbouwgronden, waar zogenoemd ontwikkelingsbeheer richting een kruiden- en faunarijk grasland plaatsvindt. De beheerder probeert daarbij het teveel aan voedingstoffen in de bodem, als gevolg van vroegere bemesting, weg te krijgen door te maaien en het maaisel af te voeren.

Maar zelfs op plaatsen waar dit al jaren gebeurt, is de beoogde kruidenrijkdom vaak nog niet in zicht. Het grasland blijft steken in een soortenarme fase met dominantie van enkele grassen, zoals gestreepte witbol en gewoon struisgras. Er staan weinig kruiden en kleine fauna is er mondjesmaat te vinden.

Roggeteelt en zwarte braak
Om erachter te komen hoe deze gebieden toch verder te ontwikkelen zijn naar een echt kruiden- en faunarijk grasland, startten onderzoekers van KWR Water Research Institute, RHDHV, Eichhorn Ecologie en Courbois Flora & Fauna Expert, in opdracht van Kennisnetwerk OBN, een experiment met verschillende vormen van akkerbeheer. Het vermoeden bestond namelijk dat het tijdelijk beheren van het gebied als akker, de vegetatie daarna de juiste richting in kon sturen. Naast regulier hooilandbeheer werd geëxperimenteerd met tijdelijke roggeteelt en zwarte braak, het gedurende een groeiseizoen herhaaldelijk frezen van de bodem.

Kruiden krijgen een kans
De onderzoeken lieten zien dat roggeteelt en vooral zwarte braak gunstige effecten hadden op de samenstelling van de vegetatie, zelfs bij hoge fosfaatgehalten in de bodem. Op plekken waar de biomassaproductie laag is, bijvoorbeeld door een lager stikstof- of vochtgehalte in de bodem, bleek het akkerbeheer bovendien extra veel effect te hebben. Doordat de vegetatie daar niet zo snel dichtgroeit, krijgen zowel ingezaaide als niet-ingezaaide kruiden veel meer kans om zich te vestigen. Naast een tijdelijk akkerbeheer, raden de onderzoekers daarom ook aan vooral door te gaan met het verschralingsbeheer.

Insectenfauna
In de experimenten was nog geen toename van de fauna te zien, maar vermoedelijk heeft dat te maken met de korte duur van het onderzoek. Bij de experimenten met zwarte braak kwamen wel veel nectarplanten tevoorschijn, wat op termijn zal leiden tot een toename van vlinders en bestuivende insecten, verwachten de onderzoekers. Om het werkelijke effect te weten op de insectenfauna (en ook op de grotere fauna die hiervan leeft) is langduriger onderzoek nodig, evenals voor de langetermijneffecten op de vegetatie zelf.

Bodemleven
In een aanvullend onderzoek op de locatie Soeslo is door het bureau Datura met behulp van e-DNA gekeken naar het kleinste bodemleven. Met deze methode wordt aan de hand van DNA-sporen van organismen bepaald wat er in de bodem leeft. De onderzoekers vonden weinig verschillen tussen de onderzochte methoden. Ze concluderen dat het voor de bodemfauna geen kwaad kan als dit tijdelijke akkerbeheer op grote schaal wordt toegepast. Ook hier wordt aangeraden de maatregelen goed te volgen, zodat meer kennis opgedaan kan worden over hoe de levensgemeenschap in de bodem zich ontwikkelt wanneer landbouwgrond wordt omgevormd tot natuur.

E-learning
Om natuurbeheerders verder wegwijs te maken in een effectief graslandbeheer is deze nieuwe kennis verwerkt in een module 'Kruiden- en faunarijke graslanden'op het e-learningsplatform Leer je groen. De module is nu beschikbaar voor beheerders van organisaties die aangesloten zijn bij het platform.