Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Na-isolatie en vleermuizen: een tragedie in de spouw

6 aug 2020

In het kader van energiebesparing laten veel mensen de spouwmuur en het dak van hun huis opvullen met isolatiemateriaal. Sommige soorten vleermuizen wonen graag in de spouw of in het dak. De Zoogdiervereniging krijgt steeds vaker signalen dat vleermuizen door na-isolatie in de spouw levend begraven worden. Hoe kunnen we dat voorkomen, en kan na-isolatie écht duurzaam en natuurvriendelijk worden?

Het is 22 juli 2020 en bij de dierenopvang Fugelpits Lauwersmeer komt een melding binnen. In een huis in Friesland zijn een aantal vleermuizen gevonden. Rinaldo Korst, vrijwilliger van de Fugelpits gaat ernaartoe en treft een akelige situatie aan. In één woonruimte hangt een groepje vleermuizen aan een raamkozijn. Het zijn laatvliegers – een van de grotere soorten vleermuizen in Nederland. De groep bestaat uit een aantal volwassen vrouwtjes en hun jongen. Hun vacht zit vol met plakkerige grijze piepschuimachtige bolletjes. Bij een ander kozijn lijkt een laatvlieger vast te zitten in een kier die is afgedicht met purschuim.

Hoe kon dit nu gebeuren?
De bewoners zijn bezig met de renovatie van hun huis en hebben een week daarvoor hun woning laten na-isoleren: kieren zijn gedicht en voor een betere warmte-isolatie is de luchtspouw volgespoten met EPS-korrels en een lijmstof om die korrels op hun plek te houden. Na een paar dagen merken de bewoners een vieze geur in het huis, van een dood dier of zo. Samen met de bewoners wordt een kozijn verwijderd en wordt de bron gevonden: een flinke groep vleermuizen is levend begraven in het isolatiemateriaal. Een aantal vleermuizen zijn al dood, maar een paar dieren kunnen nog levend uit het isolatiepakket worden gesneden. Van de overlevende dieren zijn de volwassen vrouwtjes broodmager en er het slechtst aan toe: ze zijn doorgegaan met het zogen van hun jong terwijl ze zelf niet konden eten of drinken.
In totaal worden er 33 laatvliegers gered, waarvan er 25 het uiteindelijk overleefd hebben. Hoeveel er nog onbereikbaar dieper in de spouw vastzitten is onbekend: een kraamgroep laatvliegers kan makkelijk uit vijftig tot zeventig dieren bestaan en soms nog wel meer. De dieren die het overleefd hebben, zullen een andere verblijfplaats moeten zoeken. De bewoners van het huis zijn geschokt… Ze wilden graag hun huis opknappen en milieuvriendelijker maken, maar hadden dit absoluut niet gewild.

Bovenstaande tragedie is een sprekend voorbeeld van de bedreiging die renovatie en na-isolatie vormt voor de gebouwbewonende vleermuizen in Nederland. Van de 17 in Nederland voorkomende soorten vleermuizen, bewonen er tien graag de loze ruimtes in huizen en daken: in het bijzonder spouwmuren en de ruimte onder dakpannen. Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, tweekleurige vleermuis en gewone grootoorvleermuis zijn daarvan de meest bekende soorten. Van diverse soorten vleermuizen zijn er al slachtoffers van na-isolatie gevonden.

Wetgeving
Omdat alle in Nederland voorkomende vleermuizen wettelijk beschermd zijn, zou een tragedie als deze eigenlijk niet mogen gebeuren. Helaas is de realiteit rond na-isolatie behoorlijk complex. Vanuit de wet Natuurbescherming is het doden van vleermuizen verboden, evenals het vernietigingen van hun verblijfplaats. Daarom wordt van een ieder verwacht dat, wanneer hij of zij kan vermoeden dat een activiteit een dergelijk effect kan hebben, hij alles doet wat redelijkerwijs verwacht kan worden om dat te voorkomen. Als het voorkomen van negatieve effecten niet mogelijk is, kan op basis van voorgestelde verzachtende maatregelen een ontheffing van deze verboden worden verkregen. Meestal houdt dat in dat men moet voorkomen dat er dieren gewond raken of doodgaan en dat er een of meerdere vervangende verblijfplaatsen gecreëerd moeten worden.

Bij grootschalige ingrepen is deze manier van bescherming werkbaar. Een gemeente, woningbouwcorporatie of vastgoedeigenaar, die in voorbereiding van een renovatie- en/of na-isolatieplan van meerdere woonblokken op tijd een ecologisch adviesbureau onderzoek naar beschermde soorten laat uitvoeren, zorgt ervoor dat hij weet waar en hoe hij rekening moet houden met de aanwezigheid van beschermde gebouwbewonende soorten. Vaak gaat het daarbij over vleermuizen, steenmarters en vogels (bijvoorbeeld huismus en gierzwaluw). De kosten en tijdspanne van zo’n onderzoek en de uitvoering van beschermingsmaatregelen staan meestal ook in verhouding tot de omvang van zo’n groot project. Al ruim tien jaar is deze werkwijze gemeengoed in grote renovatie en na-isolatieprojecten.

Hoewel de wetgeving hetzelfde is, ziet de praktijk van kleinschalige projecten er anders uit, zoals bij de particulier die zijn eigen woning gaat renoveren of na-isoleren. Zeker wanneer de particulier voor zijn na-isolatieplan gebruikmaakt van een subsidieregeling, overstijgen de kosten van een vleermuisonderzoek vele malen de kosten van de na-isolatiewerkzaamheden. Ook de tijdsspanne staat niet in verhouding: duurt een gedegen vleermuisonderzoek al snel zeven maanden, de eigenlijke werkzaamheden duren vaak minder dan een dag. Daarboven is de regelgeving voor particulieren vaak onduidelijk. Onbekendheid met de Wet natuurbescherming en het feit dat het voor sommige handelingen (bijvoorbeeld het plaatsen van een dakkapel) wel een omgevingsvergunning kan worden verkregen, maar dat daarnaast ook nog steeds de Wet Natuurbescherming van kracht is, maken het er niet makkelijker op.

Hoe verder?
Dat een renovatie of na-isolatieklus bij een particulier kleinschalig is, wil helaas niet zeggen dat het risico voor vleermuizen ook kleinschalig is. Het maatschappelijke streven om op termijn alle particuliere woningen in Nederland aan een hogere isolatiestandaard te laten voldoen, maakt dat particuliere na-isolatie op termijn een (te) grote negatieve impact heeft op gebouwbewonende vleermuizen en hun verblijfplaatsen.

Niemand wil dieren doden en verblijfplaatsen vernietigen. Veel aannemers die actief zijn in de na-isolatie zijn zich bewust van deze problematiek en willen het beste doen binnen de mogelijkheden die zij hebben in hun bedrijfsvoering. Sommigen controleren voorafgaand aan het afdichten van kieren en/of het vullen van de spouw, met een cameraatje (endoscoop) of er vleermuizen aanwezig zijn. En hoewel dit soms voorkomt dat er slachtoffers vallen, worden regelmatig vleermuizen over het hoofd gezien en is het daarom geen goede methode om er zeker van te zijn dat vleermuizen afwezig zijn. Vooral in de perioden dat vleermuizen in grote aantallen bij elkaar kunnen zitten, zoals de kraamtijd en de winterslaapperiode, kan dat grote negatieve gevolgen hebben.
Daarnaast zijn vleermuizen niet altijd thuis en wordt de verblijfplaats toch onbruikbaar gemaakt. Ook worden soms vleermuiskasten opgehangen, maar we weten dat deze niet voor alle soorten vleermuizen en niet alle voor alle typen verblijfplaatsen geschikt zijn.

De Zoogdiervereniging is van mening dat de bescherming van vleermuizen bij particuliere renovatie en na-isolatieprojecten ondersteund moet worden door een breder ingezette bescherming door overheden. Elke overheid heeft daarin haar eigen rol. Door in het kader van een Soortmanagementplan (SMP) gemeentebreed verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes in kaart te brengen en met monitoring de toestand van de populatie (Staat van Instandhouding) te volgen, kan een gemeente de basiskwaliteit van het netwerk voor vleermuizen in beeld brengen. De vereiste inzet van de particulier en de aannemer, en de risico’s voor de populaties van vleermuizen, worden zo beperkt tot het voorkomen van het doden van dieren bij de werkzaamheden en aanbieden van een alternatieve verblijfplaats. Voor een effectief SMP is het ook nodig dat kennislacunes onder andere omtrent (alternatieven voor) verblijfplaatsen, effectieve inventarisaties en monitoring en vleermuisvriendelijke methoden voor na-isolatie, worden opgelost. Daar zouden de provincies en de Rijksoverheid samen met de isolatiebranche een belangrijke rol in kunnen (en moeten) spelen.

Gelukkig zien we dat alle partijen zich er steeds meer van bewust zijn dat actie noodzakelijk is en worden er daadwerkelijk stappen gezet. Haast is geboden want de energiegerichte verduurzaming van ons huizenbezit gaat in hoog tempo en dat is voor het milieu een goede zaak, maar voor gebouwbewonende dieren een groot risico.

We willen toch niet dat we in energie duurzame huizen en steden en dorpen wonen, terwijl de van nature aanwezige vleermuizen, vogels en andere dieren verdwenen zijn?