Broedvogels tellen met een drone
1 juli 2020
Het is inmiddels zomer, maar in het Waddengebied is het broedseizoen nog steeds in volle gang. Vooral in broedkolonies is het een drukste van jewelste. Uit de lucht worden de broedkolonies van visdiefjes, kluten en andere vogels met drones in kaart gebracht.
In broedkolonies in het Waddengebied is het momenteel een drukste van jewelste. Visdiefjes vliegen af en aan met visjes. Kluten zoeken voedsel met hun kuikens. Daarboven vliegt een drone af en aan, met een camera. Want, zo blijkt: vanuit de lucht zijn de meeste broedkolonies veel beter te tellen dan op de traditionele wijze, door waarnemers met kijkers vanaf de grond. Je kunt alleen niet alle soorten goed tellen met een drone.
Veel soorten broedvogels, zoals kluut, scholekster en visdief, gaan in het Waddengebied al jaren in aantal achteruit. Daarom coördineert Vogelbescherming het meerjarige samenwerkingsprogramma Wij&Wadvogels. Voor dit project zullen veel beschermingsmaatregelen worden genomen om de broedgebieden van deze soorten te verbeteren. Om de effectiviteit hiervan te meten, zullen onder meer de aantallen broedvogels goed geteld moeten worden. Eén van de nieuwe technieken die daarbij wordt gebruikt, is het gebruik van drones. Maar hoe betrouwbaar zijn tellingen met drones?
En zijn ze verstorend voor vogels?
Om deze vragen te beantwoorden heeft een consortium van de Rijksuniversiteit Groningen, Sovon Vogelonderzoek Nederland en the Fieldwork Company afgelopen voorjaar op dertien verschillende locaties broedkolonies geteld, op twee manieren: vanuit de lucht met een drone en vanaf de grond, door waarnemers met kijkers.
Kalibratie
De afgelopen jaren is er door veel beheerders in het Waddengebied al ervaring opgedaan met broedvogeltellingen via drones. De resultaten zijn veelbelovend, maar nog niet gestandaardiseerd vastgelegd. Vanuit de lucht tellen met een drone levert vaak méér vogels op dan tijdens een grondtelling. Dat komt waarschijnlijk omdat er dan geen planten in het zicht staan en er vanuit de lucht weinig nesten worden gemist. Dat betekent dus dat tellingen met drones en grondtellingen niet één op één met elkaar te vergelijken zijn. Daarom worden de dronetellingen in dit project direct gelinkt aan grondtellingen, zodat beide methodes met elkaar gekalibreerd kunnen worden. Dit is belangrijk om de het aantalsverloop van kustbroedvogels goed in de gaten te kunnen houden.
Kluut gevoelig voor verstoring, kokmeeuw niet
Het onderzoek richt zich op dit moment op een zevental broedvogels: kokmeeuw, grote stern, visdief, zilvermeeuw, kleine mantelmeeuw, lepelaar en kluut. Enkele soorten, zoals grote stern en kokmeeuw, blijven stoïcijns op hun nest zitten als een drone op dertig meter over de kolonie heen scheert. Daarentegen blijken soorten als kluut gevoelig voor verstoring. Onderzoeker Annelies van Ginkel van de Rijksuniversiteit Groningen vertelt: “Bij elke dronevlucht, zelfs op zestig meter hoogte, vliegen kluten van hun nest, al zijn de meeste wel weer binnen twee minuten terug bij hun eieren of kuikens. Voor deze verstoringsgevoelige soorten lijken dronetellingen dan ook geen geschikte methode, omdat vogels op hun nest moeten blijven zitten om ze te kunnen tellen.”
Door het onderzoek kan per soort de beste methode voor het tellen van broedkolonies worden bepaald. Ook zal er een protocol worden opgesteld voor verantwoord professioneel dronegebruik bij en in broedkolonies van kustvogels.
Dit onderzoek wordt gefinancierd door het Waddenfonds, de Waddenprovincies en het Ministerie van LNV en kon worden uitgevoerd dankzij de ondersteuning van de terreinbeherende instanties in het Waddengebied: Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Groninger Landschap, provincie Groningen en Landschap Noord-Holland.