Natuurnet uw kennismakelaar 

 

'Randstad en Broedvogels' gedigitaliseerd

18 juli 2020

De basisgegevens van Randstad en Broedvogels zijn in opdracht van provincie Zuid-Holland door SOVON gedigitaliseerd en beschikbaar gesteld als meting van de broedvogels in de jaren zeventig. De gegevens geven een genuanceerd beeld van het recente verleden, zoals nooit eerder is uitgevoerd. Hierdoor kunnen onder andere de potenties van de natuurwaarden in bepaalde gebieden beter worden ingeschat.

Het boek 'Randstad en Broedvogels' is onder redactie van de Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (Jelle van Dijk, Henk van der Kooij, Martin Lok, Peter Meininger, Jan van der Straaten en Jaap Vink) uitgebracht in 1981. Het prijkt nog bij veel vogelaars op de boekenplank. Sinds kort zijn dus ook de achterliggende aantallen broedvogels per deelgebied - veelal een gemeente of een ander herkenbaar deelgebied - digitaal beschikbaar.

Het gebied van Randstad en Broedvogels omvatte het grootste deel van Zuid-Holland tot en met het Noordzeekanaal. De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden werden daarin niet meegenomen, maar waren wel onderdeel van de enkele jaren eerder uitgegeven Avifauna van Midden-Nederland (1968 tm 1982). Deze vond plaats nog net voor de grote ruilverkavelingen. Ook deze gegevens zijn gedigitaliseerd en nu is er een complete set gegevens van Zuid-Holland beschikbaar van de jaren zeventig. De gegevens zijn vergelijkbaar met de broedvogelatlassen van SOVON in recente jaren, zoals 2000-2001 en 2013-2015.

Vooral als referentie en nulmeting van belang
In gebieden waar door de provincie Zuid-Holland veel in groen wordt geïnvesteerd, zoals de Krimpenerwaard, Gouwe-Wiericke en Midden-Delfland, is het van belang om een referentie of een nulmeting te hebben. Hierdoor kunnen de potenties van de natuurwaarden in bepaalde delen bijvoorbeeld beter worden ingeschat. Een beeld van langetermijnontwikkeling is ook nuttig voor de opgaven in de Natura 2000-gebieden. Dit geldt ook voor gebieden met agrarisch natuurbeheer en gebieden met weidevogeldoelstellingen en het kan ook van belang zijn bij aanleg en beheer van waterbergingsgebieden en grote recreatiegebieden.

Grote veranderingen
Het zal niemand meer verbazen dat het aantal broedvogels van het agrarische gebied schrikbarend achteruit is gegaan. Dit geldt vooral voor de zomertalingen, patrijzen, grutto's, veldleeuweriken, graspiepers, gele kwikstaarten, maar ook voor soorten als de kneu. De watersnip (toen 200, nu 15) en kemphaan (toen 50-80, nu 0) zijn nagenoeg verdwenen. Daar waar voorheen in de Alblasserwaard nog tientallen paren kwartelkoningen en kwartels tot broeden kwamen, zijn deze soorten helemaal verdwenen. Ook het aantal erfvogels zoals boeren- en huiszwaluw, huismus, ringmus, spreeuw en steenuil en in de bosjes boomvalk, ransuil, grauwe vliegenvanger en spotvogel is fors afgenomen.

In de duingebieden kwamen nog honderden paren tapuit tot broeden. Grauwe klauwieren (14 paar), wulpen (80-90 paar), paapjes (35-45 paar) kwamen ook voor en zijn momenteel min of meer verdwenen. In het binnenduingebied kwamen tientallen paren houtsnippen, fluiters en wielewalen tot broeden. In de veenmoerassen en langs de rivieren kwamen honderden paren grote karekieten en woudaapjes (50-70) in de veenmoerassen voor.

Groot verschil broedvogelbevolking toen en nu
Er is echter veel meer aan de hand dan alleen een opvallende achteruitgang bij sommige vogelgroepen. Een fors aantal vogelsoorten was in de jaren zeventig uitgesproken schaars of ontbrak en is nu toegenomen en zelfs talrijk te noemen. Voorbeelden zijn de krakeend, kuifeend, holenduif en oeverzwaluw. Een aantal vogelsoorten hebben zich nieuw gevestigd of zich hersteld, zoals lepelaar, aalscholver, middelste zaagbek, zeearend, slechtvalk, grote mantelmeeuw, kerkuil, blauwborst en appelvink.

Ook soorten van zuidelijke regionen hebben zich langzaam maar zeker hier gevestigd, zoals kleine en grote zilverreiger, steltkluut, zwartkopmeew en cetti's zanger.

Het is nu haast niet meer voor te stellen dat er in de jaren zeventig nog vrijwel geen ganzensoorten tot broeden kwamen in Zuid-Holland, en ook een aantal roofvogelsoorten als buizerd, havik en sperwer ontbrak nagenoeg als broedvogel.

Veel soorten bossen hebben sterk geprofiteerd van de veranderingen in de afgelopen decennia. Het aantal grote bonte spechten, groene spechten, zwartkoppen, roodborsten, staartmezen, vinken, boomkruipers en gaaien is in veel gevallen vertienvoudigd. Ook soorten van oude bossen zoals boomklever en kleine bonte specht doen het veel beter dan in de jaren zeventig. Deze waren destijds beperkt tot enkele delen in het binnenduingebied.

Enkele markante voorbeelden
De geelgors kwam in de jaren zeventig lokaal nog tot broeden in Zuid-Holland (115-130 paar) met broedpopulaties in de Hoekse Waard, IJsselmonde, Alblasserwaard, Vijfheerenlanden en vooral in de Bollenstreek en aangrenzende duingebied. Destijds werd er al melding gemaakt van een forse achteruitgang. De soort is al snel daarna op de meeste plaatsen als broedvogel verdwenen en hield het nog het langst vol in de Bollenstreek. Maar sinds begin jaren negentig is de soort ook hier verdwenen. Zelfs grauwe gorzen kwamen destijds nog hier en daar tot broeden (5-7 paar).

De gekraagde roodstaart broedt momenteel met 490-560 paar in het duingebied en langs de grote rivieren in Zuid-Holland. Dat aantal is min of meer vergelijkbaar met de jaren zeventig, waarin 490-560 paar werd geteld. Een groot verschil is echter dat de soort destijds nog op veel plaatsen in het veenweidegebied voorkwam als broedvogel. De soort is daar in de jaren tachtig verdwenen en ondanks de opleving van de laatste jaren tot nu toe niet meer teruggekeerd.

De roodborsttapuit kwam destijds alleen als schaarse broedvogel voor in het duingebied (ca. 80 paar). Momenteel is de soort verspreid door de hele provincie te vinden in buitendijkse gebieden, in recreatiegebieden en in de delta met een populatie van 460-550 paar.

De blauwborst was destijds een zeer schaarse broedvogel (40 paar) die beperkt was tot het Zuid-Hollandse deel van de Biesbosch en de Vijfheerenlanden (50 paar). Momenteel broeden er 1100-1300 paar in Zuid-Holland en komt de soort in alle windstreken voor als broedvogel, zelfs in rietstroken in grote akkergebieden en in recreatiegebieden.

Al met al zijn dit veranderingen die toch nauwelijks te voorspellen waren in de jaren zeventig!