Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Succesfactoren voor moeras op voormalige landbouwgrond

30 nov 2021

Er zijn de laatste decennia veel nieuwe moerasgebieden aangelegd op voormalige landbouwgrond. Vaak ontwikkelt de natuur zich daar in eerste instantie spectaculair, maar in veel gevallen neemt de biodiversiteit na een poosje weer af. Recent OBN-onderzoek verkent de succesfactoren voor soortenrijke moerassen op voormalige landbouwgrond waar veel voedingsstoffen in de bodem zitten.

Hoewel moerassen met veel voedingsstoffen in bodem en water niet tot de meest populaire natuurgebieden behoren, spelen ze een belangrijke rol in de Nederlandse natuur, vooral als leefgebied voor riet- en moerasvogels. Sommige vogelsoorten, zoals de geoorde fuut, zijn zelfs gebonden aan dit soort voedselrijke moerassen. Bovendien vervullen deze gebieden belangrijke maatschappelijke functies, zoals waterbuffering en het tegengaan van bodemdaling door vernatting. Ook omdat er in de nabije toekomst nog veel meer landbouwgrond zal worden omgevormd tot natuur, is het zeker de moeite waard om ervoor te zorgen dat de voedselrijke moerassen zich op een gunstige manier ontwikkelen.

Twaalf moerasgebieden onder de loep
Het OBN-onderzoek bestaat uit een omvangrijke literatuurstudie en een analyse van twaalf verschillende moerasgebieden, verspreid over het land. De onderzoekers bezochten al deze gebieden en interviewden daar de beheerders. Op sommige plekken is de bodem en vegetatie bemonsterd en werd in het laboratorium de fysisch-chemische samenstelling hiervan bepaald. De twaalf moerassen verschillen sterk van elkaar. Sommige gebieden bestaan grotendeels uit pioniersvegetatie, terwijl andere uitgestrekte waterrietvelden herbergen. Weer andere gebieden hebben veel open water, of juist moerasvegetaties. Wat alle gebieden gemeen hebben, is hun betekenis voor riet- en moerasvogels. Denk hierbij aan pionierbroedvogels, zoals geoorde fuut, witwangstern, kleinst waterhoen en porseleinhoen, maar ook soorten van dichte rietbegroeiingen, zoals roerdomp en grote karekiet. Welke soorten voorkomen is onder meer afhankelijk van de aanwezige vegetatie.

Sturende omstandigheden
De manier waarop een voedselrijk moeras zich ontwikkelt, hangt af van veel verschillende factoren, waaronder de hoeveelheid fosfaat in de bodem, het (grond)waterpeil en begrazing. Als er teveel fosfaat in de bodem zit, kunnen soorten als pitrus en liesgras gaan domineren, wat ten koste gaat van de gewenste pioniersvegetatie. Waar de grenswaarde ligt, is nog niet precies bekend. Verder bleek dat gebieden met sterk schommelend zomer- en winterwaterpeil het grootste aantal pionierbroedvogels en moerasvogels aantrokken. Tot slot blijkt ook begrazing een grote invloed te hebben op het voorkomen van verschillende vogelsoorten.

Aanbevelingen voor inrichting en beheer
Om de mogelijkheden en beperkingen voor de ontwikkeling van voedselrijke moerassen in te schatten, is een vooronderzoek belangrijk. Kan het (grond)waterpeil worden aangepast? In hoeverre kan dat waterpeil over het jaar heen schommelen? Wat is de kwaliteit van de bodem? Deze en andere factoren bepalen welke vegetatie er verwacht kan worden en welk beheer daarbij past. Begrazing of maaibeheer is gunstig voor de ontwikkeling, maar te veel begrazing kan ook juist remmend werken. Wanneer grazende ganzen de ontwikkeling van rietvelden belemmeren, is het mogelijk een raster te plaatsen. Binnen de afrastering kan het riet zich ontwikkelen tot een robuust veld, dat op den duur wel bestand is tegen vraat. Een andere mogelijkheid is het riet tijdelijk te laten droogvallen, zodat de ganzen er niet meer bij komen. Het riet krijgt dan de tijd om weer uit te groeien en zich te herstellen. In sommige gevallen kan het zinvol zijn om riet aan te planten, vooral als er in de omgeving weinig riet groeit dat zich uit zou kunnen zaaien.

Eerste verkenning
Het OBN-onderzoek is een eerste verkenning van de ontwikkeling van voedselrijke moerassen. Veel vragen over bijvoorbeeld bodemchemie, grondwaterstanden en de effecten van beheer zijn nog onbeantwoord. Verder onderzoek is hard nodig voor het behoud van soorten die de oer-Hollandse moerassen eeuwenlang als leefgebied hebben gekend.

Het onderzoek is in opdracht van OBN uitgevoerd door B-WARE, Radboud Universiteit, Altenburg & Wymenga, NIOO-KNAW en Jan van der Winden Ecology, met een financiele bijdrage van de Vogelbescherming.