Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Profiteren Groningse akkervogels van het agrarisch natuurbeheer?

19 maart 2022

Akkerbouwgebieden waren van origine zeer vogelrijk, maar door intensivering van de landbouw zijn akkervogels sterk afgenomen. Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) is het beleidsinstrument voor de bescherming van akkervogels. In Groningen worden deze maatregelen geclusterd in de beste akkervogelgebieden, om ‘meer te doen in minder gebieden’. Wat heeft deze aanpak opgeleverd?

De belangrijkste natuurmaatregelen van het agrarisch natuurbeheer voor akkervogels zijn kruidenrijke akkerranden (minimaal negen meter brede randen ingezaaid met een gras-kruidenmengsel) en wintervoedselveldjes (delen van percelen ingezaaid met een granen-kruidenmengsel dat de winter blijft overstaan). Sinds 2016 zijn daar de pakketten vogelakkers (afwisseling van stroken natuurbraak en stroken luzerne) en vogelgraan (ruimer gezaaide zomergranen die insecticidevrij geteeld worden) bijgekomen. Om de ecologische effectiviteit van de clustering van maatregelen te evalueren zijn de aantallen en trends van akkervogels binnen en buiten clusters vergeleken. Deze analyse is gebaseerd op gegevens die verzameld zijn binnen het Meetnet Agrarische Soorten (MAS) in Groningen voor de jaren 2015 tot 2020. Dit betreft punttellingen waarbij territoriale vogels geteld worden. Daarnaast zijn de resultaten gebruikt van beheermonitoring (2017 tot 2020) waarbij vogels waargenomen in de maatregelen zelf en in referentiegebieden geteld werden.

Trends van Groningse akkervogels
Uit de analyse blijkt dat vijf soorten akkervogels een afname laten zien, vijf soorten stabiel zijn en één soort toeneemt. Oftewel, in het algemeen gaat het de akkervogels in Groningen niet voor de wind. Daarbij staan de soorten van open akker er het slechtst voor, met drie soorten die afnemen (veldleeuwerik, graspieper, kwartel) en één soort die stabiel is (gele kwikstaart). Soorten van ruigte en struweel doen het beter met drie soorten die stabiel zijn (geelgors, grasmus, kneu) en één soort die toeneemt (blauwborst). Het beeld van de steltlopers is niet rooskleurig met twee soorten die afnemen (kievit, scholekster) en één soort die op een laag niveau stabiel lijkt (wulp).

Zeven van de elf akkervogels blijken algemener binnen clusters dan daarbuiten. Dit wekt de indruk dat het agrarisch natuurbeheer voor deze soorten werkt, hoewel niet vergeten moet worden dat de clusters destijds in de beste gebieden voor akkervogels gepositioneerd werden. Om te achterhalen of de hogere aantallen binnen clusters het effect zijn van agrarisch natuurbeheer, is het voorkomen van akkervogels binnen de MAS-telpunten gerelateerd aan het landschap, gewassen en maatregelen middels een habitat-associatie analyse. Daarnaast is het gebruik van maatregelen bekeken door de waargenomen aantallen in maatregelen te vergelijken met die in referentiegebieden, gebruikmakend van de resultaten van de beheermonitoring.

Relaties van akkervogels met maatregelen
De analyses laten zien dat slechts voor twee soorten, grasmus en geelgors, er een direct verband bestaat tussen maatregelen en hun voorkomen. Deze soorten hebben dus bewezen profijt van het agrarisch natuurbeheer. De reikwijdte van het agrarisch natuurbeheer is dus beperkt. Voor een aantal soorten hebben maatregelen een gedeeltelijke waarde: veldleeuweriken profiteren bijvoorbeeld van de aanleg van akkerranden omdat het hun geschikt foerageergebied biedt. Echter, voor de meeste soorten, met name ook de soorten die nog steeds verder afnemen, zijn er geen aanwijzingen dat de agrarische natuurbeheermaatregelen een bijdrage leveren aan herstel van hun populaties.

Waarmee zijn akkervogels het meest geholpen?
Om akkervogels in de volle breedte te behouden, is er naast het agrarisch natuurbeheer in de huidige vorm meer nodig. De habitat-associatie analyses geven inzicht in welke onderdelen van het landschap belangrijk zijn voor akkervogels, en bieden daarmee inspiratie voor soortspecifieke maatregelen voor verbetering van het leefgebied. Hierbij blijken soorten het meest geholpen te zijn met volveldse maatregelen zoals vogelakkers en vogelgraan, die al binnen het agrarisch natuurbeheerstelsel bestaan. Hierbij kan ook aan nieuwe agrarische natuurbeheermaatregelen worden gedacht. Braaklegging is dan een interessante optie, omdat daarmee in het buitenland goede resultaten voor akkervogels worden geboekt en het zowel een volveldse als meerjarige maatregel betreft.

Naast het versterken van het agrarisch natuurbeheer kan ook aan maatregelen daarbuiten worden gedacht. Hierbij mag een groot effect worden verwacht van het verruimen van het bouwplan met eiwitrijke voedergewassen zoals luzerne en grasklaver, met name ook op die soorten die momenteel onvoldoende met het huidige agrarische natuurbeheer bediend worden. Zo’n verandering sluit precies aan bij de ideeën voor een natuurinclusieve en kringlooplandbouw.

De twee bovengenoemde richtingen in het verbeteren van de bescherming van akkervogels vormen de ruggengraat van het door collectieven, LTO, WBE’s, TBO’s, natuurbeschermingsorganisaties en kennisinstellingen opgestelde Actieplan Akkervogels, dat binnenkort aan de Provincie Groningen aangeboden wordt. Hierbij wordt gepleit voor een integrale benadering door regionale akkervogellandschappen te definiëren, inclusief de daarbij behorende agrarische natuurbeheermaatregelen en invulling van natuurinclusieve kringlooplandbouw.

Meer informatie
Het rapport Evaluatie van de effecten van het agrarisch natuurbeheer op voorkomen en trends van akkervogels in de provincie Groningen 2015 – 2020. De evaluatie van het akkervogelbeleid van de Provincie Groningen werd uitgevoerd door Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels, Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen, Agrarisch Natuur- en Landschapscollectief Midden Groningen, en Sovon Vogelonderzoek Nederland.