Natuurnet uw kennismakelaar 

 

Provincie Utrecht vraagt hulp en duidelijkheid aan ministers Van der Wal en Staghouwer

22 juni 2022

De provincie Utrecht ziet de noodzaak om te werken aan de stikstofreductiedoelen zoals beschreven in de startnotitie van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, maar verlangt wel op een aantal punten meer duidelijkheid van de ministers. Daarnaast, zo schrijft het provinciebestuur in een reactiebrief aan de ministers, draagt het uitblijven van de bijdrage van andere sectoren aan de stikstofreductie niet bij aan het draagvlak in de gebiedsprocessen. De provincie verzoekt daarom hier op korte termijn helderheid over te verschaffen.

De provincie Utrecht onderschrijft de urgentie om de natuur te herstellen. De uitstoot van stikstof is te hoog en daar heeft de natuur de afgelopen decennia zwaar onder geleden. De biodiversiteit is afgenomen en de natuur is verarmd. Naast het herstel van de natuur is het voor de provincie Utrecht van groot belang dat er een leefbaar platteland blijft, waarin natuur en duurzame landbouw en economische activiteiten hand in hand gaan. Om constructief verder te werken aan de door de minister gestelde doelen, is meer duidelijkheid hierover op korte termijn noodzakelijk.

De vragen op een rij
Ook de Utrechtse gebiedspartners (waaronder de agrarische sector) willen zich inzetten om de natuur te herstellen en zijn bereid dit samen te realiseren. Maar het draagvlak is broos en er zijn agrarische partijen die aangeven niet meer mee te willen werken aan de stikstofopgave. De provincie wil daarom met de minister in gesprek en op die manier om op een aantal punten meer duidelijkheid krijgen:

  • Welke impact heeft het toevoegen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) voor de Utrechtse opgave en hoe verhouden de percentages voor het NNN zich tot reeds jarenlange investeringen die gedaan zijn in het behoud en versterking van de natuurgebieden?
  • Ook wil de provincie meer duidelijkheid over de ABCD-zonering en de mogelijkheden om hier vanaf te wijken. De toegepaste methodiek lijkt niet één-op-één toepasbaar voor de provincie Utrecht, mede door, naar nu blijkt, het proportioneel grote aandeel van de transitiegebieden daarin.
  • Welke generieke maatregelen treft het ministerie om een bijdrage te leveren aan de verdunning van de stikstofdeken, anders dan de opgave bij de overige sectoren te leggen?
  • De meeste van de Utrechtse N2000-gebieden liggen in meerdere provincies. Uit de in de startnotitie NPLG opgenomen kaart blijkt dat in verschillende gevallen voor provinciegrens overschrijdende gebieden andere percentages worden gebruikt. Zo is bijvoorbeeld voor het Lingegebied in het Utrechtse deel een reductiepercentage van 47% opgenomen en voor het aangrenzende deel in Gelderland een reductiepercentage van 12%. Dit zijn verschillen die niet goed uit te leggen zijn in een (gezamenlijk) gebiedsproces. De provincie wil dan ook graag weten hoe de minister dit ziet en welke argumenten gebruikt zijn die tot deze verschillen hebben geleid.
  • In Utrecht zijn veel gebieden aangemerkt als transitiegebieden. In deze gebieden zijn veel agrarische ondernemers reeds omgeschakeld naar een duurzame vorm van landbouw. Voor hen wordt het steeds lastiger om nog meer emissies te reduceren. Betekent dit dat de zogenaamde koplopers, die al veel geïnvesteerd hebben in hun bedrijf, onevenredig harder worden geraakt dan de ondernemers die nog geen investeringen hebben gedaan? De provincie wil in de gebiedsprocessen maatwerk kunnen bieden om de koplopers te kunnen behouden en ondersteunen en wil weten of de minister dit voornemen deelt.
  • Het ontbreekt in de plannen van de minister vooralsnog aan specifieke maatregelen en instrumenten die ingezet kunnen worden om de noodzakelijke transitie in gang te kunnen zetten. Het is nog onduidelijk wat de genoemde ontwikkelpaden precies betekenen voor de bedrijfseconomische mogelijkheden, zowel tijdens als na de transitie. Om realistische gebiedsprogramma’s op te kunnen stellen is het een vereiste dat het duidelijk is wat de maatregelen op bedrijfsniveau bijdragen aan deze doelen. Het provinciebestuur wil van de minister weten wanneer de maatregelen en instrumenten gereed zijn.
De provincie laat tot slot weten een goede afstemming met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit cruciaal te vinden om deze opgaven te realiseren en verzoekt de ministers dan ook om snel antwoorden op de gestelde vragen te formuleren.