Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
      


Ganzen krijgen in Limburg vier foerageergebieden

9 november 2004

Gedeputeerde Staten hebben vier gebieden aangewezen als foerageergebieden voor ganzen en smienten die in Limburg overwinteren. De vier gebieden samen zijn 600 ha groot, even groot als de zes gebieden die in een eerder voorstel waren aangewezen. De Limburgse foerageergebieden vormen minder dan 1% van de totaal in Nederland voor dit doel benodigde 80.000 ha. In de foerageergebieden mogen ganzen niet worden verstoord of verjaagd. De overheid vergoedt de schade die de dieren aanbrengen.

Ten opzichte van eerdere plannen zijn twee gebieden vervallen: Echterbroek (gemeente Echt-Susteren) en een strook langs de Maas bij Blitterswijck (gemeente Meerlo-Wanssum). De oppervlakte die met deze wijziging gemoeid was is toegevoegd aan het eerder begrensde gebied Zuidereiland in de gemeente Gennep en aan het gebied de Brandt bij Stevensweert. Verder is het gebied Molenveld ten zuiden van Stevensweert in noordelijke richting verplaatst.Het zesde gebied, 'de Weerd en Asseltseplassen' bij Swalmen, is ongewijzigd. Met deze wijzigingen hopen GS een betere opvang te kunnen bieden aan overwinterende ganzen en smienten. Die laatste soort veroorzaakt overigens weinig schade. Grondeigenaren in de betreffende gebieden kunnen na 1 juni 2005 op grond van een subsidie-regeling ervoor kiezen om in plaats van schadevergoeding, jaarlijks een vast bedrag te ontvangen voor de opvang van ganzen in deze gebieden.

Achtergrond
Nederland wordt jaarlijks bezocht door ruim 2 miljoen ganzen die hier de winter doorbrengen. De ganzen, die vooral gras eten, moeten ergens hun kostje bij elkaar scharrelen: foerageren. Voor de eigenaren van de graslanden betekent dat een schadepost, die de overheid vergoedt. Vanwege het toenemende aantal ganzen hanteert het ministerie van LNV - dat de schade moet betalen - een tweesporenbeleid: opvangen in gebieden waar de ganzen ongestoord kunnen overwinteren, maar daarbuiten de ganzen niet tolereren. Daar mogen ze dus opzettelijk worden weggejaagd. Als dat niet helpt om schade aan gewassen te voorkomen mag ondersteunend aan verjaging beperkt afschot plaatsvinden. Deze werkwijze is gebaseerd op de ervaring dat ganzen snel door hebben waar ze wel en waar niet welkom zijn. De verwachting is dat na enkele jaren ervaring de ganzen vanzelf naar de foerageergebieden trekken en daar blijven.