Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
      


Grote gevolgen voor landbouw door Europese uitbreiding

december 2004

De positie van Nederland als een van de belangrijkste landbouwgebieden van Europa is niet langer vanzelfsprekend. Akkerbouw en intensieve veehouderij zullen zich langzaam maar zeker naar elders in Europa gaan verplaatsen. Alleen voor de (glas)tuinbouw in West-Nederland en de melkveehouderij in Noord-Nederland is er nog ruimte voor groei in de toekomst. Dat voorspelt het onderzoekinstituut Alterra in het essay Landbouw op de Europese kaart. In dit essay zijn de ontwikkelingen op het gebied van landbouw en ruimtegebruik in Europa na de toetreding van de nieuwe lidstaten beredeneerd.

De Nederlandse landbouw staat niet langer op zich. Het landbouwperspectief van de toekomst is Europees, of zelfs mondiaal. Met de tien nieuwe lidstaten die in mei 2004 tot de Europese Unie toetraden hebben we er 4 miljoen nieuwe boerenbedrijven bijgekregen, 38 miljoen hectare landbouwgrond en 74 miljoen consumenten. In perspectief: we hebben nu 50 procent meer landbouwareaal, maar slechts 20 procent meer consumenten. Dat heeft uiteraard grote consequenties. Regelmatig worden we in Nederland geconfronteerd met de boodschap dat de landbouw in Nederland dreigt te verdwijnen. De hoge prijzen van grond en arbeid, de strijd om de schaarse ruimte en de strenge Europese regelgeving op milieugebied worden hiervoor als oorzaken genoemd. De landbouw zal zich ontwikkelen op die plaatsen waar de productieomstandigheden optimaal zijn. Onderzoekers van Alterra hebben vier factoren onderscheiden die bepalend zijn voor de plek waar de landbouw in Europa de beste toekomstkansen heeft. Dat zijn de fysieke productie-omstandigheden (bodemvruchtbaarheid, waterhuishouding), het milieu (wettelijke beperkingen aan vervuiling), transport en logistiek (afstand tussen producent en consument) en het stedelijk systeem (grondprijs, vraag naar bouwgrond).

Toepassing van deze factoren leidt tot een herschikking van sectoren binnen Europa. Op Europees niveau zien we twee grote stedelijke concentratiegebieden: de Po-delta in Noord-Italië en de Noord-Europese deltametropool tussen Londen, Parijs, Keulen en Amsterdam. Direct rondom deze locaties onstaat een cirkel waar hoogrenderende producten kunnen worden geteeld die volumineus zijn en daarom kostbaar om te transporteren. Het gaat hier vooral om groenten, fruit en sierteeltproducten. Op enige afstand hiervan (Midden-Europa, Noord-Frankrijk, delen van Groot-Brittannië) is de grondprijs lager en zijn de fysieke omstandigheden nog goed. De afstand tot de stedelijke agglomeraties is nog relatief gering waardoor intensieve veehouderij hier goede kansen heeft. Op nog grotere afstand van de stad is de landbouw voornamelijk synoniem met akkerbouw en/of melkveehouderij.

De productiegerichte landbouw is primair onderhevig aan economische wetten en bepalingen uit handelsakkoorden. Het goedkope internationale transport heeft veel vroegere belemmeringen weggenomen. Voor veel landbouwproducten is hierdoor daadwerkelijk mondiale competitie mogelijk. Voor nationale overheden is het niet of nauwelijks mogelijk om een economisch gericht landbouwbeleid te voeren. Bijgevoegd essay is dan ook bedoeld als aanzet tot een discussie over landbouw en ruimte op Europees niveau. De landbouw is immers dé Europese ruimtedrager en daarom is landbouwbeleid voor een zeer belangrijk deel ook ruimtelijk beleid. Op dit moment worden de consequenties voor het ruimtegebruik nauwelijks betrokken bij discussies over het landbouwbeleid. De toetreding van de nieuwe lidstaten maakt dit volgens Alterra echter meer dan noodzakelijk.