Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
      


Gefaseerde implementatie omgevingsvergunning

11 november 2005

De gemeenten moeten op 1 januari 2008 de omgevingsvergunning ingevoerd hebben. Voor de provincies geldt dit per 1 januari 2010. Dit zijn de voornaamste uitkomsten van het overleg dat IPO, VNG en UvW op 31 oktober met minister Dekker over de omgevingsvergunning hebben gehad. Het overleg stond in het teken van het onderzoek dat DHV had gedaan naar de voornaamste kritiekpunten die de decentrale overheden hadden geformuleerd op de omgevingsvergunning.

De IPO-delegatie, Gedeputeerden Van Heijningen (Zuid-Holland) en Rüpp (Noord-Brabant) vond het advies van DHV een goede basis voor een discussie over de wijze van uitvoering van de omgevingsvergunning. De door de decentrale overheden geschetste problemen krijgen in het advies een erkenning.

Minister Dekker was tevreden dat uit het advies blijkt dat alle overheidslagen de doelstellingen en uitgangspunten van de omgevingsvergunning onderschrijven. Ook ondersteunt ze de conclusie in het advies dat de omgevingsvergunning een project van alle overheden moet zijn en niet alleen van het ministerie van VROM. Over de implementatie deed de minister de volgende belangrijke uitspraken:

  • de datum voor vaststelling van het wetsvoorstel blijft januari 2007;
  • de implementatie van het wetsvoorstel zal fasegewijs worden doorgevoerd. Fase 1 (tot 1 januari 2008) wordt benut voor het doorvoeren van verbeteringen binnen het bestaande wettelijke kader en het voorbereiden van fase 2. In fase 2 (vanaf 1 januari 2008) is de omgevingsvergunning ingevoerd bij de gemeenten en is digitale indiening bij koplopers mogelijk. Voorts zal fase 3 worden voorbereid door o.m. de regelgeving te wijzigen en te bezien welke vergunningstelsels nog kunnen worden toegevoegd. Fase 3 (vanaf 1 januari 2010) is het moment dat de omgevingsvergunning voor alle niveaus van het bevoegde gezag van kracht is en ook zal vanaf dat moment digitale indiening overal mogelijk zijn.
  • in het verdere traject zullen alle overheden gezamenlijk optrekken. Dit wordt onder meer vorm gegeven door het instellen van een gezamenlijke stuurgroep waarin vertegenwoordigers van alle betrokken partijen (inclusief bedrijfsleven) de implementatie aansturen.
De IPO-delegatie heeft aangegeven dat deze lijn door de provincies wordt ondersteund. Door gedeputeerde Van Heijningen is expliciet aangegeven dat dit voor de provincies niet inhoudt dat ze achterover kunnen gaan leunen. De provincies moeten zich actief inzetten voor het realiseren van de uitgangspunten en de doelstellingen van de omgevingsvergunning.

Ook de VNG (de heer Lamers, burgemeester van Houten) heeft zich positief uitgelaten maar moet(net als het IPO) nog wel de achterban raadplegen. De VNG verzoekt om het wetsvoorstel in die zin aan te passen dat de uitkomsten van de pilots soepel kunnen worden verwerkt. Een minder ambitieus en gedetailleerd wetsvoorstel leent zich hiervoor.

De UvW (mevrouw Kool, dijkgraaf Reest en Wieden) heeft nogmaals aandacht gevraagd voor het niet opnemen van WVO-aspecten in de omgevingsvergunning. Staatssecretaris Van Geel heeft aangegeven dat deze opmerking thuishoort in de discussie over de Waterwet maar dat hij sterk vasthoudt aan het akkoord dat hij hierover heeft afgesloten met Staatsssecretaris Schultz.

Afgesproken wordt dat het ministerie van VROM de voorstellen nog schriftelijk aan de decentrale overheden zal voorleggen zodat hier door IPO, VNG en UvW op formele wijze kan worden gereageerd.

Bron: IPO