Natuurnet uw kennismakelaar 

 
 
      


Vangstquota geen geschikt instrument voor goed visserijbeheer

23 okt 2008

Het beheerssysteem van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van de EU is tot dusverre niet erg effectief geweest. Het heeft overbevissing niet kunnen keren. Dat komt omdat het instrument van toegestane vangstquota en de wetenschappelijke onderbouwing daarvan tekortschieten. Daarom lijkt een grondige herziening van dit systeem nodig, aldus prof.dr. Adriaan Rijnsdorp bij de aanvaarding op 23 oktober van het ambt van buitengewoon hoogleraar Duurzaam visserijbeheer aan Wageningen Universiteit. Sturen op visserijinspanning, bijvoorbeeld het aantal dagen dat vissers toegestaan wordt op zee te verkeren, zou deze weeffout kunnen repareren, vindt hij.

Weliswaar zwemt er nog altijd vis in de zee, aldus prof. Rijnsdorp in zijn inaugurele rede De lege zee: feit of fictie? Bespiegelingen over duurzaam visserijbeheer, maar wetenschappelijke waarnemingen laten zien dat de visstand is veranderd: grote vissoorten zijn afgenomen en op sommige plaatsen verdwenen, kleine vissoorten zijn toegenomen. De wereldvoedselorganisatie FAO heeft berekend dat wereldwijd meer dan een kwart van de visbestanden wordt overbevist of zelfs is uitgeput en dat het plafond aan de visproductie is bereikt. Overbevissing doet zich voor als de visserijdruk zo hoog is dat vooral kleine vis wordt gevangen die nog niet maximaal groeit; neemt de visserijdruk nog verder toe, dan kan een visbestand _instorten_ waardoor het aantal volwassen vissen te laag is om nog een normale hoeveelheid jonge vis te kunnen voortbrengen. Vangstquota Duurzaam visserijbeheer is een moeizame aangelegenheid, legt Rijnsdorp uit, maar is zeker noodzakelijk. Het afsluiten van gebieden, al of niet tijdelijk, kan daartoe bijdragen. Maar beperking van de visserijinspanning levert nog het beste effect op, volgens de hoogleraar. Dat vraagt noodzakelijke maatregelen door de politiek. Over de hele wereld zijn vormen van visserijbeheer tot stand gekomen. Maar die zijn niet altijd even effectief tegen de overbevissing. In 1982 kwam na jaren moeizaam onderhandelen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid binnen de Europese Unie tot stand. Dat heeft tot doel te komen tot een duurzame exploitatie, goede sociaal-economische omstandigheden en een gezond ecosysteem. Kern van dit beleid is de verdeling van vangstrechten. Die worden jaarlijks in december in marathonsessies van de Europese visserijministers voor het komende jaar vastgelegd, op basis van het advies van de gezamenlijke Europese visserijbiologen. In de praktijk blijkt dat dit quoteringssysteem vooral voor bodemvis _ bijvoorbeeld tong en schol _ niet leidt tot beperking van de visvangst. Quotering kijkt in feite naar de vis die aan land wordt gebracht en niet naar vis die wordt gevangen. Vangstquota dwingen vissers waardevolle vis terug te gooien in zee als hun quotum is uitgeput en die vis is doorgaans dood. Dat leidt weer tot fouten in de wetenschappelijke schattingen en dat ondermijnt de kwaliteit van het advies van de visserijbiologen. Waarmee de geloofwaardigheid van de betrokken partijen _ vissers, wetenschap en overheid _ wordt ondermijnd. Tijd dus voor een grondige herziening van dit systeem, vindt prof. Rijnsdorp. De weeffout van de vangstquota zou volgens hem gerepareerd kunnen worden als bijvoorbeeld het aantal dagen dat een visser op zee verkeert als uitgangspunt wordt genomen. Evolutionaire veranderingen In zijn oratie bespreekt Rijnsdorp tal van invloeden van de visserij, bijvoorbeeld die op het ecologisch systeem in zeen en oceanen. Daarnaast wijst hij op een onverwachte mogelijke invloed van de visserij: evolutionaire veranderingen, in de zin van genetische aanpassingen bij vissen aan de visserij. Voor verschillende vissoorten is aangetoond dat zij op steeds jongere leeftijd en steeds kleinere lengte volwassen worden. Het is zeer aannemelijk, zegt de hoogleraar, dat dit een gevolg is van veranderingen in de erfelijke eigenschappen binnen het visbestand. Gevolg is dat de productiviteit afneemt omdat de lichaamsgroei van de vis afneemt. Rijnsdorp constateert dat het duurzaam visserijbeheer daardoor in een heel ander perspectief komt te staan, omdat de snelheid waarmee de eigenschappen van vissen onder invloed van de visserij veranderen vele malen sneller gaat dan het herstel. Hij noemt het negeren van de evolutionaire dimensie het opbouwen van _een Darwiniaanse schuld_.